Wijzigingswet Brandweerwet 1985 in verband met de oprichting van het Nederlands instituut voor brandweer en rampenbestrijding
Wet van 6 december 1995, houdende wijziging van de Brandweerwet 1985 in verband met de oprichting van het Nederlands instituut voor brandweer en rampenbestrijding
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de activiteiten van de Rijksbrandweeracademie en de Stichting Brandweeropleiding in Nederland in één zelfstandig nationaal instituut voor brandweer en rampenbestrijding onder te brengen en dat het in verband daarmee noodzakelijk is de Brandweerwet 1985 te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel II
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel III
A
In dit artikel wordt onder het instituut verstaan: het Nederlands instituut voor brandweer en rampenbestrijding, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Brandweerwet 1985.
B
1
De vermogensbestanddelen van de Staat die worden toegerekend aan de Rijksbrandweeracademie, gaan onder algemene titel over op het instituut.
2
Van de overgang, bedoeld in het eerste lid, zijn uitgezonderd de vermogensrechtelijke verplichtingen en vorderingen van de Staat ten aanzien van het personeel die verband houden met een voor de overgangsdatum beëindigd dienstverband.
3
Indien op grond van het eerste lid registergoederen overgaan, doet Onze Minister van Financiën de overgang van die registergoederen onverwijld inschrijven in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
4
Ter zake van de verkrijging door het instituut van de vermogensbestanddelen, bedoeld in het eerste lid, blijft de heffing van overdrachtsbelasting achterwege.
5
Het instituut kan slechts tot vervreemding of bezwaring van de registergoederen, bedoeld in het derde lid, overgaan na toestemming van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken, van Financiën en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
6
Bij liquidatie van het instituut gaan de vermogensbestanddelen onder algemene titel over op de Staat.
C
De personen die op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet als voorzitter of als lid zitting hadden in het voorlopig bestuur van het instituut, bedoeld in het besluit van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 9 september 1992, EB92/2123 (Stcrt. 200), worden op de datum waarop deze wet in werking treedt, in die hoedanigheid in het bestuur van het instituut benoemd.
D
1
De personen die op de datum van inwerkingtreding van deze wet in dienst zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en werkzaam zijn bij de Rijksbrandweeracademie dan wel in dienst zijn van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en werkzaam zijn bij de Stichting Brandweeropleiding in Nederland, zijn met ingang van die datum van rechtswege eervol ontslagen en aangesteld als ambtenaar in dienst van het instituut, mits hun naam is vermeld op een lijst die is vastgesteld door Onze Minister van Binnenlandse Zaken, de directie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het voorlopig bestuur van het instituut, bedoeld in het besluit van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 9 september 1992, EB92/2123 ( Stcrt. 200), in overeenstemming met het bestuur van de Stichting Brandweeropleiding in Nederland.
2
De overgang van de in het eerste lid bedoelde personen vindt plaats met een rechtspositie die in totaliteit ten minste gelijkwaardig is aan die welke voor elk van hen gold bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken dan wel de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
3
Op de overgang, bedoeld in het eerste lid, is het Sociaal Statuut NIBRA van toepassing. De verplichtingen die voortvloeien uit dit statuut, gaan over op het instituut.
E
1
De personen die op de datum van inwerkingtreding van deze wet in dienst zijn van het Ministerie van Binnenlandse Zaken om de opleiding, bedoeld in artikel 1, onder a, onderdeel 6, van het Besluit rijksexamen brandweeropleidingen, te volgen, zijn met ingang van die datum van rechtswege eervol ontslagen en aangesteld als ambtenaar in dienst van het instituut, voor de resterende duur van de opleiding.
2
De overgang van de in het eerste lid bedoelde personen vindt plaats met een rechtspositie die in totaliteit ten minste gelijkwaardig is aan die welke voor hen gold bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
F
Wettelijke procedures en rechtsgedingen door of tegen de Staat waarbij de Rijksbrandweeracademie is betrokken, worden voortgezet door of tegen het instituut.
Artikel IV
Onze Minister van Binnenlandse Zaken zendt binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet en vervolgens telkens na vijf jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van het Nederlands instituut voor brandweer en rampenbestrijding en het Nederlands bureau brandweerexamens.
Artikel V
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 6 december 1995
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken,
h
F. Dijkstal
Uitgegeven de veertiende december 1995
De Minister van Justitie,
w
Sorgdrager